Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch Abimelech was tot haar niet [10]genaderd; daarom zeide hij: Heere! zult Gij dan ook een [11]rechtvaardig [12]volk doden? 10. Dat is, hij had haar niet beslapen. Deze manier van spreken komt overeen met een vrouw bekennen, boven hfdst.4 vs.1; tot een vrouw ingaan, boven hfdst.6 vs.4; of een vrouw aanroeren, Spreuk.6:29; 1 Kor.7:1, en onder vs.6. Versta, dat hij door God belet was door ziekte. Zie onder vs.6,17. 11. Dat is, onschuldig en onnozel in deze zaak. Verg. 2 Sam.4:11. 12. Dat is, niet alleen mijn huisgezin, gelijk vs.17, maar ook de andere onderdanen, gelijk vs.9.